De Sami waarschuwen dat kijken naar het noorderlicht ongeluk brengt. Desondanks gaat reisjournalist Kim ten Tusscher op jacht. Terwijl haar tijd in Zweeds-Lapland verstrijkt, vraagt ze zich steeds meer af of de Sami eigenlijk bedoelden dat wij mensen het mythische licht niet kúnnen zien.
De vroegere rendierherders van Lapland zouden de huidige noorderlichtjagers voor gek hebben verklaard. Van oudsher vrezen de Sami Guovssahas en het zou beter zijn om helemaal niet naar haar te kijken. Het poollicht is in hun mythes geen gevolg van een zonnestorm, maar een levend wezen dat respect én stilte verdient. Naar haar wijzen is helemaal uit den boze. Ze zou je hand kunnen grijpen en je mee kunnen sleuren naar de hemel. Misschien moet ik dus maar blij zijn dat ik het noorderlicht alleen in de verte heb waargenomen en nooit zo uitbundig als anderen claimen. Die paar oplichtende vlekken die zich maar net onderscheiden van de wolken, hebben weinig indruk op me gemaakt. Na drie poolreizen vraag ik me af: kunnen wij mensen het poollicht wel echt zien? Ik raak er steeds meer van overtuigd van niet. Die vonkelende kleuren en dansende gordijnen pikt alleen een camera op.
Maar het verlangen opgeven? Dat kan ik ook niet. Ik heb nog één kans en die is vanavond.
Mijn wens om het poollicht te ervaren, trekt me deze keer naar Zweeds Lapland. Het Abisko Nationalpark staat bekend als een van de beste plekken ter wereld als het gaat om het noorderlicht. Het unieke microklimaat zorgt voor een blauw gat boven het natuurgebied. En minder kans op bewolking betekent een grotere kans op dat mythische schouwspel.
Maar er zijn meer redenen waarom ik voor deze plek heb gekozen. De nachttrein vanuit Stockholm stopt vrijwel voor de deur van het turiststation. Daar is een restaurant en een winkeltje waar je wat basisbenodigdheden kunt kopen. Vind je daar niet wat je zoekt, dan is er een supermarkt op een half uur lopen. Overdag verken ik enkele van de vele wandelroutes die hier starten en laat ik me ophalen voor een tocht met een hondenslee.
‘Heb je het noorderlicht al gezien?,’ is steevast de eerste vraag die me gesteld wordt als ik ’s ochtends de eetzaal van het hostel binnenkom. Vandaag gonst het extra. Vanavond, zegt iedereen, zijn de kansen extreem goed. De activiteit is hoog en de bewolking, in tegenstelling tot de afgelopen dagen, dun. Iedereen baseert zijn voorspelling op een andere app, maar vanavond moet het gebeuren. Dat geldt voor mij dus nog extra, want morgen zal de trein me terugbrengen naar huis.
Die avond trek ik vroeg de natuur in. Ik wil niet het risico lopen ook maar iets te missen. Ik glibber over de gladde paden. In de afgelopen dagen ben ik al een paar keer uitgegleden en als ik nog een keer val, is het niet de hemel die groen en paars kleurt, maar mijn zitvlak. Ik vind een plek met vrij uitzicht naar het noorden, over een kloof en het bevroren meer Torneträsk en de bergen in de verte. Alles glinstert in het licht van de volle maan. Ik veeg de sneeuw van het bankje en wacht. De stilte is intens. De kou bijt in mijn wangen. Het is het enige stukje van mijn lijf dat niet beschermd wordt door minstens twee lagen kleding. Ik wacht af. Mijn blik scant ieder stukje heldere lucht. Dan begin ik te wiebelen. De voorspellingen waren toch zo goed?
Plots breekt boven Torneträsk iets groens door. Het gloeit op en dooft weer. Als het op de ene plek verdwijnt, komt het ergens anders weer tevoorschijn. Zal Guovssahas vanavond eindelijk dichterbij komen? Recht boven me ontdek ik een felle boog. Op mijn eerste reis naar het noorden heb ik me laten vertellen dat dit een goed teken is. Maar net als toen zwakt de aurora borealis weer af en blijft alleen de maan over om de wereld te verlichten. Nu ook mijn hoop vervliegt, voel ik ineens hoe verkleumd ik ben. Ik besluit terug te gaan naar het hostel. Ik ben behoed voor een groot onheil, houd ik mezelf voor. Toch vind ik het jammer.
Ik kan nog geen twee stappen zetten. Guovssahas duikt boven me op. Vlammende gordijnen zwiepen langs de hemel, groene en paarse vonken regenen op me neer. Ik vergeet de waarschuwingen van de Sami en lach, joel en wijs.
~~~
Ik schreef dit artikel als eindopdracht voor de Masterclass Reisjournalistiek van National Geographic.
Foto van Pixabay.