Blog

Cultuurkaping. Wanneer ga ik te ver?

Mijn overpeinzingen over het lenen uit bestaande culturen.

(Dit artikel verscheen eerder dit jaar in HSF, het verenigingsblad van NCSF.)

De PDF versie lees je hier: Cultuurkaping-wanneer ga ik te ver. (Zwarte letters op een witte achtergrond.)

 

Ik zit met een dilemma. Mijn nieuwe verhaal speelt op de noordpool van de door mij verzonnen wereld Eadunakh. De Inuuk – het volk dat daar leeft – lijkt erg op de Inuit van onze wereld. Ergens is dat logisch; de Inuit en mijn Inuuk proberen in dezelfde omstandigheden te overleven en ze hebben veelal dezelfde middelen tot hun beschikking. Het is logisch dat ze zich hullen in huiden van zeehonden, waterdichte kleding maken van darmen en blubber gebruiken als warmtebron. Maar waar ligt de grens in hoeverre ik me door de Inuit mag laten inspireren? Ik denk er tijdens het schrijven veel over na. Hoe kan ik recht doen aan de cultuur die ik als inspiratiebron gebruik?

 

Ik ben Kim ten Tusscher. Je kent me misschien van mijn verhalen over Lilith. Ik schrijf epische fantasy met een duister randje, vol draken, gedaantewisselaars en magie. Het gebied waarin mijn verhalen spelen, strekt zich zo ongeveer uit van de evenaar tot aan de Noordpool. Een enorm gebied, maar de verhalen speelden tot nu toe grotendeels in een Europees aanvoelende wereld. Religie is altijd een thema en hoewel ik ook daarin diversiteit aanbreng, doet de belangrijkste religie ook wel heel Christelijk aan. Dat is het geloof waar ik het vertrouwdst mee ben.

De wereld die ik heb gecreëerd is zeker niet de onze, maar heeft wel veel overeenkomsten. Ik heb dus altijd al geleend van onze echte wereld. Niet omdat ik lui ben, maar omdat ik een wereld wil creëren die vertrouwd aanvoelt, zodat de wereldbouw niet afleidt van de diepte die ik op andere vlakken wil aanbrengen. Tot nog toe was het nooit heel erg een probleem dat ik bestaande dingen leende, omdat ik me vooral liet inspireren door wat ik kende.

Bij dit verhaal is het dus anders. In mijn vorige verhalen beschreef ik de andere culturen vaak vanuit een buitenstaander. Nàk Aktuq, mijn huidige hoofdpersoon, is echter zelf een Inuukse. Haar volk staat veel verder van mij af en dus heb ik bij voorbaat veel onderzoek gedaan. Nog nooit eerder las ik voorafgaand aan het schrijven zoveel boeken over een cultuur en levenswijze. Ik bezocht musea en ging zelfs zelf een paar dagen naar Zweeds Lapland om de kou te ervaren. Ik maakte schema’s met waarop in welke maand wordt gejaagd of hoeveel uren daglicht er is op een bepaalde datum. Maar met alle praktische informatie die ik tot me neem, komt ook steeds meer besef van hun kijk op het leven en de wereld. Van de geesten, de leefregels en de taboes. En hoe meer kennis ik vergaar, hoe meer ik me afvraag of ik me niet schuldig maak aan cultuurkaping.

 

Cultuurkaping.

Cultuurkaping (het mooie Nederlandse woord voor cultural appropriation) is de laatste tijd een veelbesproken onderwerp. Het is het misbruiken van minderheidsculturen in onder andere verhalen en films. De dominante cultuur pikt van een ander met als enige doel exotisch vermaak, zonder zich bewust te zijn welke diepe betekenis iets heeft. Sommige mensen zien daarin een nieuwe vorm van uitbuiting. Door delen van een cultuur uit de context te rukken, ontstaat er iets wat vervormd is. Wat er overblijft is misschien wel respectloos en een vorm van ontheiliging. Het reduceert een rijke cultuur tot een clichébeeld.

Vragen die tijdens de discussie over cultuurkaping worden gesteld, zijn:

Mag een schrijver wel verhalen vertellen over mensen uit een andere cultuur?

Kan een witte schrijver een overtuigend personage van kleur neerzetten?

Daar kom ik verderop nog op terug.

 

Ik heb hierboven al wat over mezelf verteld, maar nog niet dat ik al van kinds af aan super geïnteresseerd ben in andere culturen. Mijn tante deed ontwikkelingswerk in Afrika en Zuid-Amerika en dus deed ik spreekbeurten over Benin of Machu Picchu. Maar langzaam verschoof mijn interesse naar de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika.

In 1998 ging ik fotografie studeren aan de kunstacademie in Breda. In mijn voorlaatste jaar aan de kunstacademie (2001) trok ik naar Amerika om een documentaire te schieten over de Lakota. Mijn eindexamenscriptie (2002) had als titel In-di-aan: de invloed van de media op de beeldvorming over de Dakota Indianen. In beide projecten onderzocht ik hoe het beeld dat wij van dit volk hebben tot stand is gekomen en wat ervan klopt. Ik ben me dus al heel lang bewust van beeldvorming en clichés, waarom die schadelijk kunnen zijn en hoe ze zijn ingezet door de dominante cultuur om iets voor elkaar te krijgen wat hen tot voordeel is.

 

Goed, tijd voor antwoorden.

Mag een schrijver wel verhalen vertellen over mensen uit een andere cultuur?

Sommige critici vinden dat je alleen mag schrijven over wat je zelf kent. Dat betekent dat ik dus alleen mag schrijven over een aseksuele vrouw uit Twente die af en toe een gave reis maakt, maar vooral heel veel tijd achter de laptop doorbrengt om te schrijven.

Ik merk dat ik veel weerstand voel bij deze vraag. Als schrijver verplaats je je voortdurend in personages die buiten jou staan. Een fantasy schrijver gaat nog een hele stap verder. Ik weet niet hoe het is om te transformeren in een Draak en over de wereld te vliegen. Ik heb niet gevochten in oorlogen, ben nooit uitgeroepen tot profeet of Godin. Ik kan niet genezen en werk niet in de zorg. En toch schrijf ik erover. Of misschien wel juist omdat ik het niet ken. Waarom zou ik me als schrijver dan niet mogen inleven in mensen uit een anderecultuur?

Tegelijkertijd vind ik blijkbaar wel dat er een grens is aan wat je als schrijver mag doen. Anders zou ik me niet telkens afvragen of ik met dit nieuwe verhaal misschien te ver ga.

 

De eerste stap naar het voorkomen van cultuurkaping is stil te staan bij het gevaar ervan.

Het grootste gevaar is misschien wel dat je vervalt in schadelijke clichés die een cultuur reduceren tot iets wat die niet is. Het helpt daarbij om te beseffen waar stereotypen vandaan komen en vooral wat de dominante cultuur daar in het verleden mee won. Ik grijp voor het gemak maar even terug op wat ik tijdens het schrijven van mijn scriptie ontdekte.

Clichébeelden ontstaan vaak uit angst voor het onbekende of omdat de ander daadwerkelijk een bedreiging vormt. Vertellen dat je hebt gewonnen van een vreedzaam volk klinkt heel wat minder heldhaftig dan zeggen dat je moest strijden tegen een troep bloeddorstige wilden. Als je vertelt dat de ander eerst aanviel, vindt iedereen het geoorloofd dat je jezelf verdedigde. Zo ontstaat dus al snel het beeld van vreeswekkende en genadeloze krijgers.

Maar de reden is soms ook veel pragmatischer. Wij willen land, maar oeps, er woont al iemand. De anderen als gelijken zien, is een probleem, want dan mag je hen niet verjagen. Veel gemakkelijker is het om hen af te schilderen als – weer – wilden. Goddeloos en dus minder dan mensen. Niemand neemt je dan nog kwalijk dat je hun grondgebied hebt geclaimd.

Dit soort ideeën houden lang stand. Zelfs al gaan we anders denken over groepen, dat vooroordeel zit ergens diep verankerd. Kijk alleen maar naar alle problematiek rondom ons slavernijverleden. Dat is iets wat generaties lang door blijft sluimeren. Meestal discrimineren we niet openlijk (hoop ik toch), maar wat doen we onbewust, omdat wij beelden en vooroordelen ook maar hebben doorgegeven gekregen van vorige generaties?

Ik denk dat de meesten van ons wel snappen dat dit schadelijk is. Maar er is nog een ander clichébeeld, wat je op het eerste gezicht misschien niet als problematisch ervaart. Het beeld van de oorspronkelijke bewoner die één is met de natuur en vanuit een diep begrip voor de wereld zorgdraagt voor Moeder Aarde. Het beeld van de edele wilde. Je denkt misschien: dat is toch een positief beeld en dus fijn? De vraag is echter: klopt het? Of is deze ophemeling puur ontstaan vanuit kritiek op onze eigen cultuur? Is het weer een manier om een cliché te gebruiken voor onze eigen doeleinden en gaat het voorbij aan wat een cultuur werkelijk inhoudt?

 

De tweede stap om cultuurkaping te voorkomen is research. Niet afgaan op hetgeen we altijd al hebben geleerd en het beeld dat de media ons heeft gevoed. Maar hoe zit het echt? Het is daarbij belangrijk om te beseffen dat wij kijken vanuit onze eigen bril en dat hoe dingen op schrift zijn gesteld niet altijd kloppen. Een wigwam is niet hetzelfde als een tipi, veel van de namen voor stammen die wij kennen zijn in werkelijkheid scheldnamen van naburige, rivaliserende stammen. Hoe heten die mensen die daarginder wonen? Oh, dat zijn de kleine slangen. (En zo komen de Sioux aan hun bekende naam. Dakota, zoals deze mensen zichzelf noemen, betekent geallieerden.)

Maar research is niet altijd gemakkelijk. De kolonisten voerden vaak een destructief beleid dat erop was gericht om de cultuur volledig uit te wissen. Het werd verboden om de eigen taal te spreken en rituelen uit te voeren. Kinderen werden weggehaald bij hun ouders om volgens de normen en waarden van de kolonisten te worden opgevoed. Toen er meer oprechte belangstelling voor deze culturen kwam, was veel van de kennis helaas al verdwenen. Dat is een probleem waar veel culturen tegenaanlopen, denk ik: er is te weinig overgebleven en het kost tijd om een goede reconstructie te maken van wat er ooit was.

En ondertussen gaan buitenstaanders (onder andere wij schrijvers) ook nog aan de haal met dat kleine beetje wat wel bewaard is gebleven. Met als resultaat dat er alleen maar nog meer onware ideeën in de wereld komen.

 

Maar wij zijn fantasy schrijvers? Wij schrijven sowieso al niet over bestaande culturen. Dus dan doen we toch geen schade?

Dat is wat ik mezelf voorhoud. Ik leen van de cultuur, ik probeer er geen waarheidsgetrouwe representatie van te geven. Ik schrijf immers geen non-fictie over onze eigen wereld en dat weten mijn lezers ook. Het verhaal wat ik wil vertellen staat centraal bij het maken van keuzes over mijn personages en hun culturen. Mijn Inuuk zijn dus niet de Inuit. Daarmee wil ik me het er niet gemakkelijk vanaf maken, zeker niet, maar dat voelt wel als een belangrijk verschil.

 

Is dit gemakkelijk praten voor een witte vrouw? Het gaat immers niet over mijn eigen cultuur. Ik kan van alles vinden, maar wat heb ik er uiteindelijk over te zeggen?

Maar ik maak ook deel uit van een minderheidsgroep. Ik liet al doorschemeren dat ik aseksueel ben. Vind ik dat alleen aseksuele mensen over aseksuele personages kunnen en mogen schrijven? Nee, ik zou het juist leuk vinden als meer mensen dit onderwerp oppakken in hun verhalen. Maar dan is het wel heel fijn als de schrijver zich in dit onderwerp probeert te verdiepen, zodat niet meteen en alleen de vooroordelen naar voren komen.

En dat is mijn persoonlijke maatstaf voor het schrijven over andere culturen. Ik probeer me echt te verdiepen in die mensen. Ik pak niet de eerste de beste clichés om te gebruiken zonder na te denken of die wel kloppen. Ik draag kennis met me mee die ik van kinds af aan heb opgebouwd, maar ook die kennis toets ik voortdurend opnieuw, want misschien is die ondertussen wel verouderd.

Voor mij ligt de grens bij het een op een overnemen van de religieuze gebruiken. Ik zou bijvoorbeeld nooit bestaande Goden in mijn wereld plaatsen. Het is misschien verleidelijk om de oermoeder in mijn verhalen de naam Sedna te geven, want beiden leven in het water en hebben volgens de mensen veel invloed op het dagelijkse (over)leven. Maar de oermoeder en Sedna zijn niet inwisselbaar. Ik vind het gaaf dat er een overlap is, vooral omdat die onbewust tot stand is gekomen, maar ik zal zoiets nooit letterlijk gebruiken. Want ik besef me terdege dat ik de rol van dergelijke Goden en de gebruiken die ermee samenhangen niet volledig begrijp en niet genoeg kan doorgronden om er recht aan te doen.

Ga ik weleens de fout in? Vast. Ik kan het niet voor iedereen goed doen. Maar ik wil niet vanuit angst bepaalde zaken helemaal mijden en blijven hangen op bekend terrein. Ik kan mezelf in de spiegel aankijken als ik met respect voor de bestaande culturen schrijf. Mijn Inuuk zijn een trots, eigen volk, met goede en slechte eigenschappen. Wiens cultuur uiteindelijk is ontstaan vanuit het verhaal dat ik moet vertellen. Ik pas op dat ik niet schrijf zoals Tinbergen in Eskimoland: “In het begin deed het ons vreemd aan te zien hoe de Groenlanders als kleine kinderen schaterend van de lach over het dek rolden, worstelend om de pannenkoek die de kok hun vanuit de kombuis toewierp, maar toen we enige maanden onder deze mensen gewoond hadden waren we zo gewend aan hun goedige, in onze ogen kinderlijke aard…” of diezelfde, neerbuigende boodschap heimelijk doorgeef. Maar ik pas ook op dat ik vanuit mijn interesse en voorliefde voor de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika niet een overdreven geromantiseerd beeld neerzet.

 

In mijn scriptie kwam ik een mooi stukje tegen: “De rol die de Indiaan speelt is gebaseerd op verschil met ons. Nooit wordt de Indiaan gezien als gelijke.” En daarin ligt voor mij de sleutel. Gelijkwaardigheid is de basis voor de manier waarop je je kan laten inspireren door anderen. Het draait altijd om respect. Gebruik je andere culturen in je verhalen, vraag je dan af: Welk beeld heb ik over hen? Is dit een stereotype of niet? Hoe kom ik aan dit beeld? Kan ik onderzoeken of het klopt? Waarom wil ik dit gebruiken? Is het uit exotisme? Misschien wil je zelfs wel mensen inschakelen die behoren tot desbetreffende cultuur en die je kunnen helpen om de juiste beslissingen te nemen. Al ben ik daar zelf voorzichtig mee, want ook binnen een groep kunnen de meningen over cultuurkaping verschillen.

Het draait voor mijn gevoel om de intentie die je als schrijver hebt en de balans die je in je verhalen aanbrengt. En om te kunnen toegeven dat je soms wellicht fouten maakt, maar je niet te beroerd bent om daarvan te leren.

Ik weet van mezelf dat ik respectvol bezig ben als ik mijn verhalen blijf toetsen aan de vragen die ik in dit artikel heb gesteld.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Ik hoor graag van jou. Wil je reageren, laat een reactie achter. Dank je wel!